Transportvergunning vs. de Wet Bibob
De Eurovergunning is dé ondernemersvergunning voor transportbedrijven. Alle bedrijven die actief zijn in het beroepsgoederenvervoer over de weg moeten in het bezit zijn van zo’n vergunning. De vergunning kan worden aangevraagd bij de Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO). Zonder Eurovergunning geen transportbedrijf, zo simpel is het eigenlijk. Het is in mijn ogen dan ook het belangrijkste ‘papiertje’ voor de onderneming. Eenmaal verkregen wil je die als transportbedrijf niet meer kwijt.
Toch hebben wij het afgelopen jaar verschillende zaken gehad waarin de ondernemer dreigde deze vergunning kwijt te raken. Ofwel omdat (ineens) niet meer werd voldaan aan bepaalde eisen van vergunningverlening ofwel omdat er een negatief Bibob-advies was uitgebracht door het Landelijk Bureau Bibob (het LBB). Een intrekking zou logischerwijze desastreuze gevolgen hebben voor de onderneming, dus dat moest koste wat het kost voorkomen worden. Maar hoe zit het eigenlijk met die eisen van vergunningverlening? En wat is een Bibob-advies? Het Landelijk Bureau Bibob is voor vele ondernemers iets onbekends gebleken.
De eisen van vergunningverlening
Om in aanmerking te komen voor een Eurovergunning moet de onderneming voldoen aan de volgende eisen:
Vakbekwaamheid; deze eis bestaat eruit dat de onderneming een vervoersmanager moet hebben die vakbekwaam is. Dit wordt aangetoond met een erkend vakdiploma Ondernemer beroepsgoederenvervoer over de weg.
Kredietwaardigheid; de volgende eis bestaat eruit dat de onderneming voldoende financiële draagkracht moet bezitten. De onderneming voldoet aan de eis van kredietwaardigheid als het een risicodragend vermogen heeft van € 9.000 bij de inzet van één voertuig en € 5.000 voor ieder volgend voertuig dat wordt ingezet.
Betrouwbaarheid; als derde moet sprake zijn van betrouwbaarheid. De betrouwbaarheid van de onderneming zelf en de eventuele vervoersmanager wordt aangetoond met een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor natuurlijke personen en/of rechtspersonen (VOG NP/RP).
Reële vestiging; de onderneming moet kunnen beschikken over een reële vestiging in Nederland. Er moet sprake zijn van een werkelijke en duurzame vestiging. Zodra de Eurovergunning is verleend, moet de onderneming ook over minimaal één voertuig beschikken.
Als aan deze eisen wordt voldaan, dan bekijkt de NIWO nog of sprake is van een geval waarin de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) moet worden toegepast. De NIWO kan op grond van de Wet Bibob (naar aanleiding van een Bibob-advies) een aanvraag voor een Eurovergunning afwijzen of een Eurovergunning intrekken.
Het Bibob-advies
De Wet Bibob is in het leven geroepen om bestuursorganen zoals de NIWO in staat te stellen zich te beschermen tegen het risico dat met verlening van een (transport)vergunning strafbare feiten worden gefaciliteerd. Het geeft de NIWO de bevoegdheid om een vergunning te weigeren of in te trekken als sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen of om ‘zwart’ geld wit te wassen. Criminele activiteiten dus. Het LBB is degene die de NIWO over de mate van dat gevaar kan adviseren.
In het Bibob-advies komt te staan of en in welke mate er gevaar bestaat dat de Eurovergunning voor criminele activiteiten wordt of zal worden misbruikt. Om de adviestaak goed te kunnen vervullen, heeft het LBB toegang tot zeer uiteenlopende bronnen. Bovendien hoeft het LBB zich niet enkel te focussen op gepleegde en reeds bestrafte strafbare feiten (waaronder ook bestuurlijke boetes!), maar mag zij ook vermoedens laten meespelen. Iets wat naar mijn idee schuurt met de onschuldpresumptie: je bent onschuldig tot het tegendeel is bewezen. Maar hoe het ook zij, de wetgever heeft bepaald dat het Bibob-instrumentarium buiten dat kader valt. Vermoedens kunnen dus verstrekkende gevolgen hebben.
Vervolgens is het aan de NIWO om op basis van het Bibob-advies te beslissen wat zij met de vergunning gaat doen. In het ergste geval beslist de NIWO tot een intrekking van de vergunning, waarmee een transportonderneming ineens stil komt te liggen. Zonder vergunning immers geen transportbedrijf.
Tegenwoordig zien wij dat de NIWO steeds vaker advies inwint bij het LBB. Niet alleen bij de aanvraag van een vergunning, maar ook tijdens de looptijd van een vergunning. De NIWO mag namelijk op elk moment onderzoek instellen naar (één van) de eisen van vergunningverlening. Zo ook de Wet Bibob. Voor veel transportbedrijven lijkt zo’n Bibob-onderzoek nog een ver verwijderd instrument. Het idee overheerst dat als ze hun VOG krijgen, het met de Bibob ook wel los zal lopen. Maar (helaas), niets is minder waar. De Bibob kijkt verder, breder en dieper. Niet alleen de onderneming, maar ook degenen die daarmee in zakelijk samenwerkingsverband staan, worden uitvoerig onderzocht. Daarnaast spelen ook bestuurlijke boetes en vermoedens zoals gezegd een belangrijke rol. Het komt dus eerder aan de orde dan verwacht.
Voorzichtigheid is dus geboden. Zeker nu per 1 augustus jl. ook nog eens een uitbreiding van de Wet Bibob is doorgevoerd. Wilt u meer weten over de Wet Bibob in relatie tot uw transportvergunning? Wij helpen u graag verder.