Controle of opsporing?

Controle of opsporing?

 

Twee politieagenten houden langs de kant van de weg in de gemeente Soest een auto stil. Zij willen de auto graag controleren op zijn lading en vragen de automobilist zich ter controle te identificeren. Daar lijkt op het eerste gezicht niets mis mee. De agenten mogen de auto als toezichthouders doen stilhouden om deze te onderzoeken blijkt uit de Algemene wet Bestuursrecht (art. 5:19 AwB voor de liefhebber). Een controle moet daarom kunnen en als automobilist dien je daaraan mee te werken. Of toch niet?

 

Vervolgens ziet een van de agenten door de achterruit van de auto inbrekerswerktuigen liggen. Op grond daarvan ontstaat de verdenking dat de automobilist zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Hierop wordt de automobilist als verdachte aangehouden en wordt zijn auto doorzocht. Op het moment dat de verdenking ontstaat, heeft de automobilist het recht om zijn mond te houden en niet meer mee te werken aan zijn eigen veroordeling. De opsporing (van strafbare feiten) is begonnen.

 

Het onderscheid tussen controle en opsporing lijkt hiermee volstrekt helder. Op het moment dat de inbrekerswerktuigen worden waargenomen, verschiet de zaak van kleur. Waar de automobilist eerst de plicht had om mee te werken heeft hij dat daarna (ineens) niet meer. Controle gaat over in opsporing. De situatie lijkt zwart wit. Maar niets is minder waar. In deze zaak bleek namelijk het volgende aan de orde. De politieagenten waren bekend met recente woninginbraken in de gemeente Soest en hadden tijdens een briefing gehoord dat de op naam van verdachte gestelde auto meerdere keren was weggereden voor de politie en het eerder niet gelukt was om de verdachte staande te houden. De vraag rijst dan of zij niet gewoon al onderzoek naar strafbare feiten aan het verrichten waren. Hadden zij niet gewoon al een aanvang genomen met de opsporing?

 

De Hoge Raad maakt in ieder geval korte metten met deze zaak. Controlebevoegdheden mogen niet worden gebruikt indien die bevoegdheidsuitoefening uitsluitend kan worden aangemerkt als opsporing, aldus de Hoge Raad. Bestuurlijke controlebevoegdheden zijn immers niet van toepassing op opsporing en vervolging van strafbare feiten. Dat brengt met zich dat het bestuursrecht in deze zaak geen grondslag biedt voor het toepassen van de controlebevoegdheid van een toezichthouder. Er was sprake van opsporing en niet meer van een controle. Zie hier de betreffende uitspraak.

 

De zaak illustreert op fraaie wijze dat het dus niet zo zwart wit ligt waar het gaat om de overgang van controle naar opsporing. In veel gevallen is dat ook niet op voorhand te bepalen, zonder te beschikken over bepaalde (achtergrond)informatie. De grens tussen de plicht tot meewerken en het recht om niet meer mee te werken is grijs. In deze zaak precies zo, en ook in de praktijk maken wij dit vaak mee. In hoeverre kan nog van een ‘controle’ gesproken worden als bijvoorbeeld al het een en ander bekend is uit weginspecties?

 

Heeft u vragen over het onderscheid tussen controle en opsporing, neem dan gerust contact met mij op.

 

Annick Dijkman