Welke rechten en verplichtingen heeft een vervoerder bij een verlaat of geannuleerd transport?

Welke rechten en verplichtingen heeft een vervoerder bij een verlaat of geannuleerd transport?

Iedere vervoerder krijgt er geregeld mee te maken: bij aankomst op het laadadres blijkt de lading nog niet klaar te staan voor transport. Na eerst een redelijke termijn te hebben afgewacht bij het laadadres, belt de chauffeur op naar de planning dat de lading pas over een uur kan worden ingeladen. Hiermee komt de vervoerder vervolgens in de knoop met zijn rittenschema voor de rest van de dag waardoor hij schade zal lijden. Het al dan niet voldoen van wachtkosten vormt vaak een discussiepunt tussen vervoerders en afzenders, zeker wanneer daarover geen (duidelijke) afspraken zijn gemaakt. Een minder voorkomend probleem is als de klant een overeengekomen transportopdracht annuleert. In dat geval wordt de vervoerder ineens geconfronteerd met een gat in zijn planning dat dikwijls niet zomaar even kan worden opgevuld met een vervangende opdracht. In deze blog zal ik – mede ter opfrissing – ingaan op welke rechten de vervoerder in voornoemde gevallen ten dienste staan. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat Nederlands recht van toepassing is (verklaard) tussen de vervoerder en zijn opdrachtgever.[1] In aanvulling hierop kunnen eventueel de Algemene Vervoerscondities (AVC) gelden op de gesloten vervoersovereenkomst.

De lading staat nog niet gereed bij het laadadres: wachtkosten

Wanneer de opdrachtgever heeft verzuimd om de lading tijdig klaar te zetten voor de vervoerder, en hij hierdoor schade lijdt in de vorm van wachtkosten, dan bepaalt artikel 8:1110 BW als volgt:

Artikel 1110

De afzender is verplicht de vervoerder de schade te vergoeden die deze lijdt doordat de overeengekomen zaken, door welke oorzaak dan ook, niet op de overeengekomen plaats en tijd te zijner beschikking zijn.

Vervolgens rijst wel de vraag welke schade de afzender dient te vergoeden en tevens op wie de bewijslast rust? De vervoerder dient aan te tonen dat hij schade heeft geleden bestaande uit gemaakte extra kosten en/of gemiste inkomsten. Hieraan moet dan een geloofwaardige berekening ten grondslag liggen. Ter voorkoming van tijdrovende discussies over de hoogte van de wachtkosten is het verstandig op voorhand een prijs voor de wachtkosten per uur af te spreken. In de praktijk zien wij dat deze kosten gaan lopen na bijvoorbeeld een kwartier na aankomst bij het laadadres. De wachtkosten worden dan in aanvulling op de vrachtprijs gefactureerd.

Vervoerders die gebruikmaken van de AVC moeten op grond van artikel 4 lid 3 eerst schriftelijk een uiterste termijn stellen de lading alsnog gereed te maken voor transport.[2] Als de afzender hieraan niet voldoet of aangeeft hieraan niet te kunnen voldoen, dan heeft de vervoerder recht op 75 % van de vrachtprijs (de zgn. 75 %-regeling).

Opzegging vervoersovereenkomst voor aanvang transport

Hiervoor zijn de gevallen beschreven wanneer een vervoerder recht heeft op wachtkosten, terwijl hij bij het laadadres wacht. Het komt evenwel ook voor, zij het in mindere mate, dat een vervoerder geconfronteerd wordt met een onverwachtse opzegging van de vervoersovereenkomst (vlak) voordat het daadwerkelijke transport is aangevangen.

In dat geval dient aansluiting te worden gezocht bij artikel 8:1111 BW waarin het volgende is geregeld:

Artikel 1111

1.

Alvorens zaken ter beschikking van de vervoerder zijn gesteld is de afzender bevoegd de overeenkomst op te zeggen. Hij is verplicht aan de vervoerder de vracht, die voor het vervoer van de zaken was overeengekomen, te voldoen.

2.

De opzegging geschiedt door een mondelinge of schriftelijke kennisgeving of enig ander bericht, waarvan de ontvangst duidelijk aantoonbaar is, en de overeenkomst eindigt op het ogenblik van ontvangst daarvan.

3.

Dit artikel is niet van toepassing ingeval van tijdbevrachting.

Ingevolge artikel 8:1111 BW heeft een vervoerder recht op betaling van de vrachtprijs ingeval de afzender de vervoersovereenkomst opzegt. Het maakt daarbij niet uit of de afzender een eventuele vervangende rit zou aanbieden die de vervoerder in plaats daarvan zou kunnen uitvoeren (volgens de afzender). Alleen de vervoerder kan besluiten of hij een vervangende opdracht aanneemt of kiest voor betaling van de volledige vrachtprijs.

Gisteren heeft de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam mondelinge uitspraak gedaan in een vergelijkbare zaak tussen een vervoerder en afzender die van mening verschilden over de uitleg van artikel 8:1111 BW. De afzender stelde zich op het standpunt dat hij de vrachtprijs niet verschuldigd zou zijn na opzegging twee uur voor aanvang van het transport. Het voornaamste verweer was dat bij die opzegging een redelijke alternatieve ritopdracht was aangeboden. Deze ritopdracht wenste de vervoerder echter niet aan te nemen, omdat daarmee zijn planning in het gedrang zou komen. Vandaar dat de vervoerder persisteerde in betaling van de volledige vrachtprijs, incluis de inmiddels verschuldigde rente en (proces)kosten. De kantonrechter was het eens met de vervoerder en oordeelde met zoveel woorden dat de vervoerder (en niet de afzender) de keuze heeft of hij een alternatieve route al dan niet wenst uit te voeren.

Eind goed, al goed, althans voor de vervoerder.

[1] Nederlands recht is van rechtswege van toepassing tussen een vervoerder en opdrachtgever die beiden in Nederland zijn gevestigd. Indien de vervoerder of opdrachtgever in een andere lidstaat dan Nederland is gevestigd, dan kan er een rechtskeuze worden gemaakt voor Nederlands recht. Bij gebreke van een dergelijke keuze, dan bepaalt artikel 5 lid 1 van de Verordening 593/2008 (Rome-I) welk recht van toepassing is.

[2] Let wel: de AVC zijn algemene voorwaarden die op grond van aanbod en aanvaarding tot stand komen en voor het sluiten van de vervoersovereenkomst (elektronisch) verstrekt moeten worden.